X BV heeft een aantal onroerende zaken verworven. DGA Boef komt met zijn BV overeen dat hij de blote eigendom van deze zaken zal kopen. X BV behoudt zich het vruchtgebruik voor een periode van 20 jaren voor. Valt deze situatie grammaticaal onder de terbeschikkingstellingsregeling? Wat zegt de MvT over deze situatie? Wie is van mening dat art. 3.92-2-a-3 deze situatie toch bestrijkt? Waarbij dient volgens hem te worden aangesloten (p. 635)?