W. van der Woude, “Commentaar op artikel 127 van de Grondwet”

Art. 127 Gw Vaststelling verordening
1 Historische ontwikkeling en actuele betekenisSinds 1814 bepaalt de Grondwet dat de verordenende bevoegdheid (de bevoegdheid tot het vaststellen van avv)  op provinciaal niveau berust bij provinciale staten. De gemeenteraad komt pas sinds 1848 voor in de Grondwet. In deze grondwet werd ook hij terstond bekleed met de verordenende bevoegdheid. Opvallend is dat de toekenning van deze verordenende bevoegdheid vóór 1983 plaatsvond in dezelfde artikelen als waarin aan hen de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de provinciale respectievelijk de gemeentelijke huishouding werd overgelaten. De verordenende bevoegdheid werd daarmee eerst en vooral beschouwd als een autonome bevoegdheid.
 

De koppeling van de verordenende bevoegdheid aan de provinciale en gemeentelijke huishouding behelsde bovendien een beperking hiervan: wanneer een onderwerp niet behoorde tot de huishouding van een provincie of gemeente kwam het vertegenwoordigende orgaan evenmin verordenende bevoegdheid toe. De grondwetsherziening van 1983 brengt de verordenende bevoegdheid voor provinciale staten en de gemeenteraad onder in één artikel. Het ontkoppelen van de huishouding en de verordenende bevoegdheid maakt bovendien duidelijk dat ook in medebewind moet worden uitgegaan van de grondgedachte dat de verordenende bevoegdheid berust bij de rechtstreeks gekozen organen binnen het decentrale bestuur.

Rapporteer Plaats commentaar