Tussen wil en verklaring kan door allerlei oorzaken discrepantie ontstaan:
- de handelende persoon kan zich versproken of verschreven hebben;
- hij kan zijn verklaring schertsend bedoeld hebben;
- zijn verklaring kan door een communicatiemiddel of bode onjuist zijn overgebracht;

Volgens art 3:35 gaat de uiterlijke schijn van de verklaring boven de interne wil van de handelende persoon, voor zover de wederpartij (of geadresseerde) er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat de verklaring welgemeend was. Vertrouwde de wederpartij inderdaad gerechtvaardigd dan kom de rechtshandeling tot stand ondanks het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil. Het stelsel van art 3:33 en 3:35 noemt men de 'wilsvertrouwensleer'.

Rapporteer Plaats commentaar