Trilharen verplaatsen het slijm (dat door de slijmkieren en bekercellen worden gevormd) en de eventueel aanwezig stofdeeltjes in de richting van de pharynx waar ze dan
worden ingeslikt en vervolgens aan zuren en enzymen van de maag worden blootgesteld.
De ademhalingsoppervlakken van de neusholten worden eveneens door slijm omspoel dat in de neusbijholten wordtgevormd en door traanvocht dat door de traanbuis wordt afgevoerd.