De graaf, hertog of koning gaven steden stadsrechten, zoals; * eigen bestuur * eigen wetgeving * recht om tol te heffen. * recht om stadswallen en stadsmuren te bouwen.
In ruil voor privileges betaalden steden belasting.
Adelijke heren hadden invloed via de baljuw die namens hem de stadsrechtbank voorzat.
Het verkopen van stadsrechten was aantrekkelijk voor heersers omdat ze dan konden profiteren van de groeiende economie.
De burgerij werd machtiger. De adel minder, vooral de lagere adelen.
De horigheid verdween. Herendiensten werden omgezet in geldbetalingen.