A: Question mark: Hoge marktgroei, lage marktaandeel. Grote negatieve cashflow. B: Star: Hoge marktgroei aks een hoog relatief marktaandeel. C: Cash cow: Hiermee wordt het geld verdiend, lage marktgroei en een hoog marktaandeel en een grote positieve cashflow D: Dog: Deze maken verlies. Dogs hebben een lage groei alsmede een laag relatief marktaandeel. Zij genereren een beperkte positieve dan wel negatieve cashflow.