omzetbelasting wordt geharmoniseerd in europa, men kan alleen tot de EU toetreden als er ook een omzetbelasting geheven wordt. De tarieven verschillen van land tot land.

Omzetbelasting belast goederen op weg van producent naar consument. Dit geldt ook voor diensten.

Rechtskarakter van omzetbelasting: belasting van voortstuwing van goederen.

Omzetbelasting kan het karakter hebben van:
- verkeersbelasting
- productiebelasting
- verbruiksbelasting.

Verkeersbelasting: verkeersbelasting betrekt bepaalde handelingen die in het rechtsverkeer plaatsvinden in de heffing.
Verkeersbelasting is meer een heffingstechniek dan een rechtskarakter.

De EU OB knoopt aan bij de rechtshandeling omdat door het belasting van de rechtshandeling een ander doel kan worden bereikt, bijvoorbeeld het belasten  van het verbruik van het geleverde goed en niet omdat men vindt dat die handeling zich als zodanig leent voor als object voor de belastingheffing.

Verkeersbelasting in karakteristieke zin: overdrachtsbelasting.

waarom rechtshandelingen belasten?
- waar geld omgaat mag ook iets voor de gemeenschap worden opgeofferd
- profijtbeginsel, als iets wordt vastgelegd in een akte mag er ook iets overblijven voor de gemeenschap
(deze gronden zijn niet meer relevant)

Binnen een verkeersbelasting staat de handeling die in het rechtsverkeer plaatsvindt voorop.
Verkeersbelasting is een objectieve belasting. Als een rechtshandeling plaatsvindt wordt er geheven.

productiebelasting
productie is het object van de belasting.
productiebelasting rust op het profijtbeginsel. Doordat de overheid een weg aanlegt worden vervoerskosten verlaagd. Doel is de prijs die de consument voor het goed moet betalen uiteidelijk overeenkomt met het toaal van de kosten die gemaakt zijn om het product te produceren.
Productiebelasting is direct en subjectief, het gaat om de persoon van de ondernemer.
Verschil met verkeersbelasting is dat wordt aangehaakt bij een juridische handeling, dat is geen doel op zich, maar een middel om een doel te bereiken. HEt gaat uit van het oorsprongslandbeginsel. Daar waar het goed is geproduceerd wordt er ook belasting geheven.

verbruiksbelasting
OB is een verbruiksbelasting. Een verbruiksbelasting beoogt het verbruik van goederen en diensten in de heffing te betrekken. Een verbruiksbelasting beoogt slechts het consumptieve verbruik te belasten
Heffing van een verbruiksbelasting vind plaats op indirecte wijze, bij degene bij wie de consument zijn bestedingen doet.
DIT IS DAN OOK EEN INDIRECTE BELASTING

Algemene verbruiksbelasting
alle bestedingen van particulieren wordt in de heffing betrokken
Bijzondere verbruiksbelasting
Alleen heffing op bijzondere goederen, tabak, accijns

algemene verbruiksbelastingen
- algemene indirect verbruiksbelastingen (OB)
- algemene directe (theoretisch)

bijzondere verbruiksbelastingen
- bijzondere indirecte (accijnzen)
- bijzondere directe (theoretisch)

Kenmerken verbruiksbelastingen
- heffing in het land van verbruik (bij export dus teruggave) (bij invoer dus heffing)
- fiscale grenzen; verbruiksbelasting wordt geheven op grond van bestemmingsland beginsel
- eigen verbruik moet dus ook belast worden, is immers verbruik
- het gaat bij verbruiksbelasting om het object (brood) niet het subject (echte bakker of supermarkt)
- aansluiting bij de juridische handeling (levering, verrichten van diensten)
- de consument wordt belast niet de ondernemer (afwentelen op particulier)

Omzetbelasting is een algemene indirecte verbruiksbelasting

Neutraliteit
- inwendige: de ondernemer moet zo min mogelijk last hebben
- uitwendige: vergelijking met andere goederen en diensten
- juridische: gelijke producten moeten gelijk belast worden, er mag geen verschil zijn bij wie men iets koopt
- externe: het mag niet uitmaken of een goed geïmporteerd is of niet, hogere heffing bij invoer is een invoerrecht

Rapporteer Plaats commentaar