Expliciete doelen en directe instructie; Leerlingen weten wat het leerdoel is en weten precies waar ze op moeten letten. Ze kunnen bijvoorbeeld regels of stappen expliciet in het geheugen opnemen
Differentiatie in leerstof en organisatie;
Verwervingsgericht en betekenisgericht; De oefeningen en werkvormen geven gelegenheid tot taalleren in functionele en communicatieve taken