Noot
HR doet hier uitspraak over het ontstaansmoment van vorderingen tot ongedaanmaking of restitutie als gevolg van ontbinding. Dat ontstaanmoment bepaald of de vordering toe komt aan de boedel of aan de pandhouder.
Uitspraak past binnen restrictieve koers HR: toekomstig is als opeisbaarheid afhankelijk is van een toekomstig handelen van de debiteur of crediteur.
Dit lijkt op een rechtspolitieke keuze met het oog op enig evenwicht tussen separatisten en niet-separatisten. Andere visie is namelijk ook mogelijk: niet toekomst is vordering als deze een rechtstreekse grondslag vindt in een bestaande rechtsverhouding.

Rapporteer Plaats commentaar