Noot Vossestein:

1. Kern van het arrest: het vestigingsrecht van vennootschappen (art. 43 en 48 EG), verbieden de lidstaten de faciliteit van juridische fusie voor te behouden aan de eigen, nationale vennootschappen. Ook juridische fusies met vennootschappen met vennootschappen uit andere lidstaten (GOF's) moeten in beginsel worden toegelaten. Dit geldt niet alleen voor juridische fusies, maar ook voor "overige omzettingen van vennootschappen (bijv. juridische splitsingen en wijziging van de rechtsvorm). Met dit arrest heeft het Hof dus belangrijke mogelijkheden voor zijn samenwerking en reorganisatie van vennootschappen die in verschillende lidstaten gevestigd zijn.

3. In Finland, Griekenland, Ierland, Oostenrijk, Zweden en NL was voor dit arrest de juridische fusie ten onrechte voorbehouden aan de eigen vennootschappen. Deze uitspraak van het Hof brengt voor NL dus mee de verplichting tot uitlegging door nationale rechters van de wet in overeenstemming met art. 43 jo. 48 EG. Deze artikelen hebben directe werking.

5. De prejudiciële uitlegging van de artikelen in dit arrest heeft werking ex tunc; deze artikelen moeten zoals zij in dit arrest door het Hof zijn uitgelegd, ook worden toegepast op rechtsbetrekkingen die zijn ontstaan en tot stand zijn gekomen voor het arrest.

8. Ook Europese vennootschappen (SE's) kunnen gebruik maken van de mogelijkheden tot GOF's.

9. Standpunt NL en DL: de juridische fusie i.c. zou niet tot een "vestiging" in de zin van het Verdrag leiden. De Luxemburgse vennootschap zou (als verdwijnende vennootschap) door de fusie ophouden te bestaan. Aangezien een niet-bestaande vennootschap zich per definitie niet kan vestigen (of een vestiging kan hebben), zouden de artikeln 43 en 48 EG niet van toepassing zijn.

Rapporteer Plaats commentaar