Noot:
- Het algemene voorrecht van de fiscus gaat voor een stil pandrecht op bodemzaken (art. 21 lid 2 Iw). Verkeert de belastingschuldenaar in staat van faillissement, dan kan de fiscus zijn voorrangspositie ten opzichte van de stil pandhouder niet zelf effectueren; hij is daarvoor afhankelijk van de curator, die op voet van art. 57 lid 3 Fw tegenover de pandhouder de belangen van de fiscus dient te behartigen.

- Het bodemvoorrecht van de fiscus kan niet steeds aan de pandhouder van stil verpande bodemzaken worden tegengeworpen; de fiscus dient eerst zoveel mogelijk uit vrij boedelactief te worden voldaan (dwz uit de opbrengst van andere goederen dan de met een stil pandrecht bezwaarde bodemzaken). De curator die op de voet van art. 57 lid 3 Fw voor de belangen van de fiscus opkomt, kan niet meer rechten uitoefenen dan aan de fiscus zelf toekomen (Aerts q.q./ABN Amro). Ook de curator is dus aan deze volgorde verbonden.

- Indien en voor zover het vrije boedelactief ontoereikend is om de vordering van de fiscus te voldoen, kan de curator ten behoeve van de fiscus aanspraak maken op (een gedeelte van) de opbrengst van de stil verpande bodemzaken.

- De pandhouder moet dulden dat de curator mede voor het bedrag dat de fiscus wegens de omslag van de algemene faillissementskosten niet uit het vrije boedelactief ontvangt, met voorrang verhaal zoekt op de opbrengst van de stil verpande bodemzaken; in zoverre is er sprake van een inbreuk op de separatistenpositie van de pandhouder. Deze inbreuk vloeit echter rechtstreeks voort uit de wet.

Rapporteer Plaats commentaar