Noorden: gebied van visvangst, handel, scheepvaart en boerenbedrijven door de strenge winters en zomers. Zuiden: Grootschalige landbouw, waarvoor zwarte slaven nodig waren. Slaven wisten de eigen cultuur goed te combineren met het opgedrongen christendom. Abolitionisten, zoals Thomas Paine, vochten voor de afschaffing van slavernij.