Nog niet eens zo heel lang geleden was het betrekken van burgers bij het openbaar bestuur absoluut geen issue. Nederland was het grootste deel van de twintigste eeuw verzuild. Je stemde op de politieke partij die bij de eigen 'zuil' hoorde: confessioneel, liberaal of socialistisch. De top van deze partij bepaalde, in overleg met de andere politieke partijen, wat goed was voor jou en voor het land. En dat accepteerde je.
Dit duurde tot de roerige jaren zestig van de vorige eeuw, toen de Nederlandse burger zich losmaakte van de zuil en de kerk. Hij werd mondiger en wilde gehoord worden. Met studentenleiders, provo's, hippies en dolle mina's voorop in de strijd werd zeggenschap afgedwongen en autoriteit werd niet langer zonder meer erkend. Thuis niet, op de universiteit niet en van de overheid niet. Overal werd inspraak een normale zaak en inspraak en medezeggenschap waren de woorden in de jaren zeventig. Er was geen gemeente in Nederland meer te vinden die geen inspraakverordening vaststelde.

Rapporteer Plaats commentaar