Nog een casus: een hoofdagent van politie wordt op 15 februari 2018 ingezet bij het opsporen van een klein meisje dat in de loop van die dag werd vermist. Bij zijn dwaaltochten in de gemeente Arnhem en omgeving komt hij terecht in de gemeente Rheden – de Steeg. Daar wordt zijn aandacht getrokken door een op een landweggetje geparkeerde auto. Hij ziet de loop van een geweer uit het iets omlaag gedraaide raam van de auto steken. Hij vermoedt een overtreding van de Wet Wapens en Munitie (het zonder vergunning voorhanden hebben van een geweer). Hij stelt een onderzoek in en treft in de auto inderdaad een geweer aan. De bestuurder zegt spontaan dat hij het geweer geleend heeft van zijn broer en dat hij hem nog gewaarschuwd heeft dat hij een vergunning voor het geweer moest aanvragen. Ondanks het protest van de bestuurder, neemt de hoofdagent het geweer in beslag. Is hij daartoe bevoegd?

  • Terwijl de hoofdagent van politie op zoek is naar een vermist meisje rijst bij hem de verdenking dat een feit is begaan, dat strafbaar is gesteld in de Wet Wapens en Munitie. Dit betekent dat hij uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit meent te kunnen putten (art. 27 Sv).In dit geval kan gezegd worden dat voldoende feiten en omstandigheden – loop van het geweer steekt uit het raam, parkeren op een verlaten weg – aanwezig zijn om dat aan te nemen. Dat de agent eigenlijk om een andere reden ter plaatse is, doet hier niet aan af. Wanneer een strafbaar feit op heterdaad wordt geconstateerd, mag de opsporingsambtenaar voor inbeslagneming vatbare voorwerpen, die de verdachte bij zich heeft, in beslag nemen (art. 96 Sv). In het onderhavige geval kon dat ook op grond van artikel 52 WWM.

    Rapporteer Plaats commentaar