Noem voorbeelden van onderzoeksresultaten waaruit bleek dat er verschillen kunnen optreden in het al dan niet opmerken van analogieën (positieve transfer). 

  • Voor onderzoek naar transfer van analogieen zijn verschillende studies opgezet, zoals het bestralingsprobleem (Duncker, 1945), analoog aan het militaire probleem (Holyoak, 1984), waarbij blijkt dat het volgen van 1 weg naar een bepaald doel niet mogelijk is, maar wel de verdeling over meerdere wegen die samenkomen in hetzelfde punt (=oplossing).
    Resultaten:
    • Proefpersonen, die eerst het militaire probleem met de convergerende oplossing te zien kregen met hint: 75% kwam tot juiste oplossing
    • Proefpersonen zonder voorinformatie: 10% oplossing
    • Proefpersonen die zelf op de oplossing moesten komen van het militaire probleem: 50%; 41% hiervan kwam vervolgens op de parallelle oplossing van het bestralingsprobleem (zwakkere transfer dan de 75%-situatie)
    • Proefpersonen die het militaire probleem gewoon als verhaal kregen te horen: 30% loste vervolgens bestralingsprobleem op (mentale set die is geactiveerd en waarmee iemand probleem benadert, bepaalt ook het vinden van de analogie)
    • Positieve transfer verbeterde bij het vooraf aanbieden van 2 (ipv 1) analoge problemen; als context of domein van de problemen meer gelijkend waren, zagen proefpersonen meer de analogie en pasten zij deze meer toe.

    Algemene conclusie: Mensen hebben problemen met het opmerken van een analogie, tenzij zij expliciet worden gevraagd er naar te zoeken 
    of dit uit zichzelf doen: omdat iemand gewoon is om bij het oplossen van een probleem het waarom van de oplossing af te vragen en niet alleen het hoe

    Rapporteer Plaats commentaar