Noem voorbeelden van factoren die geheugentaken makkelijker of moeilijker kunnen maken.

Werkgeheugen
- Chunking: het werkgeheugen kan ongeveer 7 items onthouden/verwerken. je kunt meer informatie in het werkgeheugen verwerken, door de informatie op te delen in chunks.
- Rehearsal: Om informatie in het lange termijn geheugen op te slaan is herhaling belangrijk. Voor woordjes en feitjes is dit erg belangrijk. Voor betekenisvolle informatie is encoding belangrijker.
-Encoding: het koppelen van nieuwe informatie aan bestaande informatie. Het maken van mindmaps, gebruiken van mnemonics, het stellen van vragen aan zichzelf over de lesstof.

Lange-termijngeheugen:
Het bijwerken en opslaan in het lange termijn geheugen gebeurd in parallelle processen. Tegelijkertijd. Op die manier kunnen er ook fouten worden opgeslagen.
Het dual-code model legt uit dat er twee systemen zijn waarop informatie wordt opgeslagen. Eén voor verbale informatie en één voor non-verbale informatie.  Twee geheugens worden bij een concreet woord, zoals zebra gebruikt, waardoor de recall makkelijker is dan bij een woord als gerechtigheid (alleen verbaal).

Retrieval van informatie:
- Recall: in free recall worden er helemaal geen hints gegeven, maar wordt er alleen een vraag gesteld. Schrijf of wat je kunt herinneren van... Bij cued recall wordt er wel meer sturing gegeven: maak in het antwoord gebruik van de volgende termen..
- Recognition: presenteert een set stimuli aan de student om een beslissing of oordeel te vellen. Dit is makkelijk voor studenten dan free recall. Maar ook risico-bepaling beinvloed de mate waarin de student een keuze kan maken. Bij hoog risico, kiest met vaak voor de veilige variant.
- Encoding specificity: de cues die door de student worden gebruikt om informatie de encoderen, zijn ook de beste cues voor de retrieval. Retrieval wordt dus erg bepaald door de context waarin de lesstof is geleerd, waarmee wordt gesuggereerd dat het belangrijk is om de stof in verschillende settings aan te bieden.