Noem voorbeelden van een nominale, ordinale, interval en ratio schaal. Hoe deel je ze in qua kwantitatieve en kwalitatieve variabelen en dichotome, polychotome, discrete en continue variabelen?

  • Nominale schaal: geen hierarchie; puur het benoemen van de bijbehorende waarde. Voorbeelden: geslacht, etniciteit, bloedgroep.

    Ordinale schaal: hierarchisch geordend. Voorbeeld: beperkingen in ADL: licht / matig / ernstig

    Interval schaal: gelijke intervallen met een constante stapgrootte waarbij het verschil interpreteerbaar is. De waarde kan nooit 0 zijn. Voorbeeld: lichaamstemperatuur, IQ.

    Ratio schaal: intervallen met een absoluut nulpunt, de verhouding is interpreteerbaar. Je kunt verhoudingen berekenen. Voorbeelden: lichaamsgewicht (iemand van 100 kg is twee keer zo zwaarals iemand van 50 kg), bewegingsuitslag, inkomen, aantal goede antwoorden op een toets.

     

    De nominale en ordinale schaal gebruik je voor kwalitatieve/categorische variabelen en dichotome en polychotome variabelen. De interval en ratio schaal gebruik je voor kwantitatieve/numerieke variabelen en discrete en continue variabelen.  

    Rapporteer Plaats commentaar