Noem vier rechtsbeginselen en leg deze uit.

  • 1. Legaliteitsbeginsel: het bestuursorgaan is alleen bevoegd om op te treden, indien er sprake is van een wettelijke grondslag. (kent wel enige nuance)
    2. Rechtsgelijkheidbeginsel (gelijkheidsbeginsel): gelijke gevallen dienen gelijk te worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk.
    3. Rechtszekerheidsbeginsel (vertrouwenbeginsel): de burger mag afgaan op het gerechtvaardigd vertrouwen dat is gewekt door een bestuursorgaan. Er dient wel eerst een belangenafweging te worden gemaakt, voor dat het vertrouwensbeginsel wordt gehonoreerd.
    4. Evenredigheidsbeginsel: belangenafweging, subsidiairiteit/proportionaliteit 'maatregel met de minste pijn'.

    Rapporteer Plaats commentaar