Noem verschillen in hoe de patiënt en de assistente de situatie kunnen ervaren
- Routine tegenover incident; wat voor de patiënt een relatief onbekende situatie is, is voor de assistente dagelijkse kost
- Macht tegenover onmacht; de assistente heeft vaak de macht in het gesprek, de patiënt is afhankelijk
- "Wie zwijgt stemt toe" tegenover "Wie zwijgt is het er niet mee eens"; een patiënt kan zwijgen over een genomen beslissing en het er mee eens schijnen te zijn, terwijl dat niet het geval hoeft te zijn.