Noem tien telefoonetiquettes als u de telefoon aanneemt

  • 1. Laat een rinkelende telefoon nooit meer dan drie keer overgaan. Neem direct op.
    2. Spreek rustig en duidelijk: Goedemogen, goedemorgen met.... belangrijk dat u de naam van de praktijk of instelling het laatst noemt.
    3. Noteer de naam van degene die  opbelt en noem deze in het verdere gesprek. Vraag zo nodig hoe de naam gespeld wordt.
    4. Gaat u doorverbinden, zeg dan duidelijk welke persoon of afdeling de patient aan de lijn krijgt.
    5. Moet u de beller laten wachten zeg dan waarom. Duurt het langer dan 20 seconden vraag dan of hij wil wachten. Zorg dat de beller nooit langer dan 20 seconden in de wacht staat, bedank de opbeller voorhet wachten, laat tussentijds steeds iets van u horen.
    6. Schakel de verbinding niet te snel door, waardoor delen van zinnen wegvallen of waardoor beller geen tijd krijgt om iets te zeggen.
    7. Luister aandachtig naar de opbeller: toon interesse. Laat in geval van klachten de opbeller rustig uitspreken.
    8. Vat het gesprek samen voordat u afsluit.
    9. Bij afsluiting gesprek wenst u de beller een goede dag en geen doei, houdoe.
    10. Door de telefoon hoort men heel goed als er kauwgom gegeten wordt.

    Rapporteer Plaats commentaar