Noem op basis van de informatie uit hoofdstuk 9 van het tekstboek factoren die het gebruik van gezondheidszorginstellingen beïnvloeden en geef daarbij de richting van de beïnvloeding aan.

  • 2. cognitieve, sociale en emotionele factoren
    a  Ideeën en opvattingen:
    Ideeën, opvattingen die iemand heeft over de symptomen, de gezondheidszorginstellingen (wat ze aan de klachten kunnen doen, of ze goed werk leveren, discriminatie of geheimhouding) en indien van toepassing over zijn of haar relatie met de hulpverlener in kwestie.

    b Health Belief Model
    In bijgaand figuur is te zien dat het besluit om medische hulp te zoeken enerzijds wordt bepaald door de waargenomen dreiging van de symptomen (afweging tussen waargenomen vatbaarheid voor en waargenomen ernst van de ziekte). Anderzijds spelen de waargenomen voordelen van de behandeling die men verwacht te krijgen en de barrières of nadelen die men aan die behandeling koppelt, mee.

    Cues to action staan niet in deze figuur gemeld maar worden wel in het tekstboek genoemd. Cues to actions kunnen de symptomen zelf zijn, het advies dat men van leken in de directe omgeving krijgt over het zoeken van medische hulp en informatie vanuit de massamedia. Het is bijvoorbeeld bekend dat aandacht voor specifieke klachten in de massamedia kort na die aandacht leiden tot een toename van huisartsbezoek.

    c  Emoties:
    Tevredenheid/ontevredenheid
    Geen stress/stress
    Angstig/Angst voor de pijn of behandeling
    Schaamte

    Deze factoren hebben invloed op het wel of niet vertragen van het zoeken bij hulp voor symptomen.

    d  Sociale context:
    als iemand het idee heeft dat zijn sociale rol wordt bedreigd door het bezoek aan een gezondheidszorginstelling zal hij minder geneigd zijn die te bezoeken (bijv teken van zwakte). Sociale druk of steun kan echter ook juist een stimulans zijn om wel medische hulp te zoeken (bijv sanctioning = sociale trigger waarbij iemand er op staat om hulp te zoeken).

    Rapporteer Plaats commentaar
  • 1. demografische en socioculturele factoren
    a Leeftijd:
    ouderen en jonge kinderen hebben meer contact met artsen dan adolescenten en jong volwassenen.

    b  Sekse:
    vrouwen bezoeken vaker een arts dan mannen.

    c  Inkomen (sociaal-economische status) en bevolkingsgroep:
    in de VS stijgt het gebruik van medische zorg naarmate de genoten opleiding hoger is. Echter, mensen met lage inkomens en allochtonen maken vaker gebruik van spoedeisende-hulpafdelingen van ziekenhuizen. Dit hangt deels samen met de wijze waarop de financiering van zorg daar is geregeld.

    Rapporteer Plaats commentaar
    1. demografische en socioculturele factoren 
      a Leeftijd: ouderen en jonge kinderen hebben meer contact met artsen dan adolescenten en jong volwassenen.
      b  Sekse: vrouwen bezoeken vaker een arts dan mannen.
      c  Inkomen (sociaal-economische status) en bevolkingsgroep: in de VS stijgt het gebruik van medische zorg naarmate de genoten opleiding hoger is. Echter, mensen met lage inkomens en allochtonen maken vaker gebruik van spoedeisende-hulpafdelingen van ziekenhuizen. Dit hangt deels samen met de wijze waarop de financiering van zorg daar is geregeld.
    2. cognitieve, sociale en emotionele factoren 
      a  Ideeën, opvattingen die iemand heeft over de symptomen, de gezondheidszorginstellingen (wat ze aan de klachten kunnen doen, of ze goed werk leveren) en indien van toepassing over zijn of haar relatie met de hulpverlener in kwestie.
      b  Emotionele reacties als angst (waargenomen dreiging) kunnen belemmeren dat iemand medische hulp zoekt.
      c  Sociale context: als iemand het idee heeft dat zijn sociale rol wordt bedreigd door het bezoek aan een gezondheidszorginstelling zal hij minder geneigd zijn die te bezoeken. Sociale druk of steun kan echter ook juist een stimulans zijn om wel medische hulp te zoeken.
    De laatste groep factoren kan ook in een theoretisch gedragsverklaringsmodel voor het wel of niet zoeken van medische hulp worden geplaatst. Hier wordt in de volgende vraag op ingegaan.

    Rapporteer Plaats commentaar
    1. demografische en socioculturele factoren:
      a. Leeftijd: ouderen en jonge kinderen hebben meer contact met artsen dan adolescenten en jong volwassenen.
      b. Sekse: vrouwen bezoeken vaker een arts dan mannen.
      c. Inkomen (sociaal-economische status) en bevolkingsgroep: in de VS stijgt het gebruik van medische zorg naarmate de genoten opleiding hoger is. Echter, mensen met lage inkomens en allochtonen maken vaker gebruik van spoedeisende-hulpafdelingen van ziekenhuizen. Dit hangt deels samen met de wijze waarop de financiering van zorg daar is geregeld.
    2. cognitieve, sociale en emotionele factoren:
      a. Ideeën, opvattingen die iemand heeft over de symptomen, de gezondheidszorginstellingen (wat ze aan de klachten kunnen doen, of ze goed werk leveren) en indien van toepassing over zijn of haar relatie met de hulpverlener in kwestie.
      b. Emotionele reacties als angst (waargenomen dreiging) kunnen belemmeren dat iemand medische hulp zoekt.
      c. Sociale context: als iemand het idee heeft dat zijn sociale rol wordt bedreigd door het bezoek aan een gezondheidszorginstelling zal hij minder geneigd zijn die te bezoeken. Sociale druk of steun kan echter ook juist een stimulans zijn om wel medische hulp te zoeken.
    De laatste groep factoren kan ook in een theoretisch gedragsverklaringsmodel voor het wel of niet zoeken van medische hulp worden geplaatst. Hier wordt in de volgende vraag op ingegaan.

    Rapporteer Plaats commentaar
    1. demografische en socioculturele factoren
      a. Leeftijd: ouderen en jonge kinderen hebben meer contact met artsen dan adolescenten en jong volwassenen.
      b. Sekse: vrouwen bezoeken vaker een arts dan mannen.
      c. Inkomen (sociaal-economische status) en bevolkingsgroep: in de VS stijgt het gebruik van medische zorg naarmate de genoten opleiding hoger is. Echter, mensen met lage inkomens en allochtonen maken vaker gebruik van spoedeisende-hulpafdelingen van ziekenhuizen. Dit hangt deels samen met de wijze waarop de financiering van zorg daar is geregeld.
    2. cognitieve, sociale en emotionele factoren
      a  Ideeën, opvattingen die iemand heeft over de symptomen, de gezondheidszorginstellingen (wat ze aan de klachten kunnen doen, of ze goed werk leveren) en indien van toepassing over zijn of haar relatie met de hulpverlener in kwestie.
      b  Emotionele reacties als angst (waargenomen dreiging) kunnen belemmeren dat iemand medische hulp zoekt.
      c  Sociale context: als iemand het idee heeft dat zijn sociale rol wordt bedreigd door het bezoek aan een gezondheidszorginstelling zal hij minder geneigd zijn die te bezoeken. Sociale druk of steun kan echter ook juist een stimulans zijn om wel medische hulp te zoeken.

    Rapporteer Plaats commentaar