-Smelten: vaste stof wordt vloeibaar. vb. ijs wordt water. -Verdampen: vloeistof wordt gas. vb. water wordt waterdamp. -Condenseren: gas wordt vloeistof. vb. waterdamp wordt water -Stollen: vloeistof wordt vaste stof. vb. vloeibaar kaarsvet wordt vast. -Rijpen: waterdamp wordt ijs. vb. water wordt ondoorzichtbaar kristal. -Sublimeren: vaste stof wordt waterdamp. vb. sneeuw wordt waterdamp.