Noem minstens vier technische aspecten die typerend zijn voor het schilderen in fresco.
Typerend voor de frescotechniek zijn:
er moet zonder al te veel hulplijnen worden geschilderd, omdat die al schilderend verdwijnen
als de hulplijnen zichtbaar zijn, dan moet daar soms al schilderend toch van worden afgeweken
het gevolg is dat er geïmproviseerd moet worden
te veel aarzelen is niet mogelijk, omdat de fresco intonaco dan opdroogt
dezelfde droging bepaalde ook het werken in de dagdeel of giornata: een groter muurvlak bij eenvoudig te vullen (kleur)vlakken, een kleiner bij complexere voorstellingen
corrigeren is nauwelijks mogelijk
het is moeilijk overzicht te houden, omdat de frescoschildering doorgaans groot van formaat is waar de schilder heel dicht op staat en vaak ook hoog op een steiger waardoor achteruit stappen onmogelijk is
in principe is een fresco plaatsgebonden aangebracht. In verband met restauraties was het in de negentiende eeuw gebruikelijk de definitieve voorstelling van de wand ofwel de intonaco met schildering af te nemen en na restauratie weer terug te plaatsen. Dan kwam er vaak een onderschildering op de ariccio tevoorschijn.