Noem minstens 3 (van de 7) fenomenen waaruit het moderniseringsproces van de Nederlandse staat en de monarchie rond 1900 blijkt.

    1. Er was sprake van een staatsrechtelijke/politieke modernisering van staat en monarchie. De macht was verschoven naar het democratisch gekozen parlement en kabinet. (Dit zou overigens in 1919 culmineren in het algemeen kiesrecht.) De politieke invloed van de monarch was zeer gering geworden: die kreeg een meer ceremoniële functie.
    2. Begin twintigste eeuw leefde onder grote lagen van de bevolking het verlangen naar een moderne natiestaat. De nieuwe rol van het koningshuis was symbolisch: de koninklijke familie fungeerde steeds meer als nationaal symbool, hetgeen gepaard ging met veel koninklijk ceremonieel. Vooral de Duitse regentes Emma moest haar binding met de Nederlandse natiestaat uitdragen.
    3. Hiermee samenhangend: het koningshuis moest moderne waarden gaan belichten. Het kreeg een zedelijke en burgerlijke aard. Het koningshuis ging zich aanpassen aan de burgerlijke idealen, en niet andersom. De jonge Wilhelmina kreeg een Nederlands burgerlijke opvoeding, niet een Duits aristocratische opvoeding. Daarbij was modern dat gekozen werd voor een ‘neutrale’ koers; anders dan voorheen werd de koninklijke familie niet meer vereenzelvigd met het protestantse geloof. Hieruit spreekt ook de liberale wens tot een volledige scheiding van staat en kerk.
    4. Ook spreekt moderniteit uit de bestuurlijke en infrastructurele integratie van Nederland. Het territorium van Nederland werd afgerond, moderne bestuurlijke wetgeving maakte een eind aan regionale verscheidenheid, en dankzij moderne vervoersmiddelen als trein en tram kon de koninklijke familie het land doorreizen. Illustratief is dat er vanwege de landelijke spoorwegen in heel Nederland een eenheidstijd moest komen (‘Amsterdamse Tijd’).
    5. Een steeds grotere rol was weggelegd voor moderne media. De inhuldiging van Wilhelmina werd vastgelegd op film en daarna vertoond in heel Nederland om de nationale gevoelens aan te wakkeren. Ook landelijke publicaties, zoals kranten en tijdschriften werden daarvoor ingezet. Politieke groeperingen trachtten hun doelgroep eveneens via moderne media te bereiken.
    6. Nederland streefde naar een modern koloniaal rijk. West- en Oost-Indië werden gepresenteerd als integrale onderdelen van het koninkrijk. Internationaal wenste Nederland te worden gezien als een moderne koloniale mogendheid; de militaire acties waren er dan ook op gericht om Nederlands-Indië definitief volledig onder Nederlands gezag te brengen.
    7. Er was sprake van economische modernisering. Nederland industrialiseerde. Het belang van de agrarische sector nam af ten gunste van de industriële en dienstensector. De staat werd een steeds grotere werkgever. Er kwam moderne uniforme fiscale wetgeving. De nieuwe economische structuur zou ook aanleiding geven tot 'de sociale kwestie' en uiteindelijk de moderne sociale wetgeving.

    Rapporteer Plaats commentaar