Noem kort de hoofdlijnen van het pandrecht

  • De hoofdlijnen van het pandrecht luiden als volgt:1. Het object van het pandrecht     * Het pandrecht kan worden gevestigd op zelfstandig overdraagbare         goederen, namelijk op 1. roerende zaken en 2. vorderingen op naam     * Partijen kunnen een onoverdraagbaarheidsbeding overeen komen,         artikel 3:83 lid 2 BW.     * De titel van de vordering moet voldoende bepaald zijn ten tijde van de                levering, artikel 3:98 jo. 3:84 lid 2 BW. In arrest Mulder q.q./Rabobank is          bepaald dat een generieke omschrijving volstaat.2. De gesecureerde vordering waarvoor het pandrecht tot zekerheid strekt     * Het pandrecht kan worden gevestigd t.a.v. een vordering tot         voldoening van een geldsom, artikel 3:227 lid 1 BW.     * Pandrecht kan worden gevestigd op bestaande en toekomstige         vorderingen, artikel 3:231 BW.     * De gesecureerde vordering (de vordering waarvoor een         zekerheidsrecht is gevestigd) moet voldoende bepaald zijn. In arrest         ING/Muller q.q. is bepaald dat in geval van onduidelijkheid van de           gesecureerde vordering, de rechter moet gaan Haviltex'en. 3. Hoe wordt een pandrecht gevestigd?     * Een pandrecht wordt gevestigd aan de hand van artikel 3:98 jo. 3:81 jo.         3:83 jo. 3:84 BW.

    Rapporteer Plaats commentaar