Noem extra "mechanismen"die ervoor zorgen dat de afgifte van zuurstof wordt geoptimaliseerd op de plaatsen waar dat nodig is.
H+ en CO2 zijn in grote hoeveelheid aanwezig in weefsels waar snel metabolisme is (bijvoorbeeld werkende spieren). Veel H+ zorgt voor een lagere pH en ook CO2 zorgt voor een lagere pH (CO2 en H2O geven H+ en HCO3- ) Deze lagere pH zorgt ervoor dat de T-state wordt gestabiliseerd door zout-bruggen die tot stand komen als de pH laag is. Stabiele T-state is lagere affiniteit voor zuurstof dus makkelijkere afgifte van zuurstof. CO2 reageert ook met de terminal-amino-groepen tot "carbamategroups" die negatief geladen zijn. Deze negatief geladen liggen op de interface tussen de Alfa-Beta dimeren en participeren in zoutbruggen die de T-state stabiliseren. Dus minder zuurstof-bindings-affiniteit en makkelijkere afgifte zuurstof. (Bohr-effect)