Noem enkele tekstkenmerken en voorbeelden daarbij.

  • Inhoud
    Als een leerling geïnteresseerd is in slangen en al veel over dit onderwerp weet, zal hij een tekst over slangen sneller begrijpen en kan hij vlotter een tekst over slangen schrijven.
    Structuur
    Leerlingen die weten dat tekstsoorten volgens een bepaalde structuur zijn opgebouwd, profiteren van deze kennis wanneer ze een tekst lezen of zelf schrijven. Bij verhalende teksten wordt bijvoorbeeld in het begin de hoofdpersoon voorgesteld en zijn situatie beschreven. Vervolgens komen het doel van de hoofdpersoon en het plan dat de hoofdpersoon bedenkt om het doel te bereiken aan de orde. Daarna volgt een beschrijving van de handelingen die de hoofdpersoon uitvoert, de problemen die hij tegenkomt en het resultaat dat hij bereikt. Een slotzin rondt het verhaal af.
    Taalgebruik
    Een tekst met veel moeilijke en onbekende woorden is lastig te lezen en te begrijpen. Wanneer een lezer 10% van de woorden niet begrijpt, is de tekst al onbegrijpelijk voor hem. Ook complexe zinnen zorgen ervoor dat de lezer meer moeite moet doen om de tekst te begrijpen. De schrijver moet zijn taalgebruik dan ook aanpassen aan zijn publiek, anders wordt zijn tekst niet begrepen.
    Bedoeling
    Voor de lezer en voor de schrijver is het belangrijk om te weten wat de bedoeling van de tekst is. Wanneer de lezer iets wil weten over de ijstijd, kan hij beter een informatieve tekst kiezen dan een verhaal. De schrijver van dat informatieve boek over de ijstijd wilde ook feitelijke informatie overbrengen aan de lezer. De schrijver van het verhaal wilde de lezer amuseren met een mooi verhaal dat hij in de ijstijd liet afspelen en heeft niet zoveel oog gehad voor de feiten over de ijstijd.

    Rapporteer Plaats commentaar