Noem enkele taalbeschouwingsstrategieën (gebaseerd op algemene theorieën):
- Analyseren Het analyseren van taaluitingen om zo een ontdekking te doen. B.v. betekenisvolle delen te zoeken: hoopvol = hoop + vol, dat betekent dus vol van hoop. - Relateren bijvoorbeeld semantische relaties zoals oorzaak-gevolgrelaties of de relatie tussen woorden in een zin. Bijvoorbeeld in de zin: “Ik heb een lieve cavia, maar de jouwe bijt”, kun je door het gebruik van maarde ontdekking doen dat hier een tegenstelling moet zijn en dat jouw cavia niet lief is. - Vergelijken Het zoeken of ontdekken van iets gemeenschappelijks: “Wei en wij klinken hetzelfde, maar je schrijft ze anders!” - Classificeren Door te analyseren én te vergelijken kun je talige kenmerken onderbrengen in categorieën. Bijvoorbeeld een verkleinmorfeem : “Hé, een huisje is kleiner, dus een meisje is ook kleiner!” - Generaliseren Een regel ontdekken of bedenken. Bijvoorbeeld: als in de ontleedoefeningen in een methode altijd het onderwerp op de eerste plaats staat, kan de leerling de conclusie trekken dat het eerste zinsdeel in een zin altijd het onderwerp is. - Herordenen Op een andere manier kijken naar taal(aspecten). Hoewel dit een moeilijke strategie is, leren we het al aan bij de kleuters bij het voorbereidend lezen. De leraar vraagt dan bijvoorbeeld: “Welk woord is langer: slang of regenworm?” Hier wordt leerlingen gevraagd niet op de betekenis te letten maar op de vorm.