Noem en bescrhrijf de 3 sturingsmechanismen in de zorg:

  • 1. Professie de maat (1850-1965):
    -de beroepsgroep regelt zelf de toelating tot het beroep en stelt de benodigde kennis en vaardigheden vast.
    -de beroepsgroep ziet zelf toe op de uitoefening van het beroep door haar leden. 
    -de leden van de beroepsgroep oefenen zonder inmenging en toezicht van buitenaf het beroep uit.

    in 1865: wet geneeskundig onderwijs --> arts werd wettelijk erkend beroepsbeoefenaar
    ook tuchtrecht kwam op.
    ministerie inspecteerde, maar voerde geen beleid.

    kritiek:
    -patient weinig autonomie
    -rivaliteit tussen specialismen/conflicten --> geen sturing in organisatie
    -geen beleid en geen planning

    het einde van de professie kwam. overheid neemt de verantwoordelijkheid voor betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit zorg. maar ze wilde niet alles controleren. hierdoor ontstond de bureaucratisering en marktwerking. 

    2. Bureaucratie (1965-2000)
    -minister volksgezondheid deed meer aan planning, kostenreductie, zorgvuldigheid en rechtsgelijkheid. 
    -verantwoording volgens protocollen.
    -artsen minder macht en patienten meer autonomie

    WGBO: 1995
    wet klachten clientenzorg (1995)
    wet BIG (1996)

    kritiek:
    -kosten bleven stijgen (door toenemende vergrijzing).
    -registratie belangrijker dan patient.

    3. Marktwerking (2000-nu)
    -patient zelf verantwoordelijk en hij moet keuzes maken
    -beste prestatie tegen laagste prijs --> concurrentie
    -EBM
    -autonomie professie daalt en empowerment patienten stijgt
    -doel: beoogt transparantie, keuzevrijheid en verbetering kwaliteit. 

    wet marktwerking zorg en zorgverzekeringswet opgericht.       

    kritiek:
    -niet klantvriendelijk
    -onvoldoende beheersing kosten
    -kwaliteit moeilijk te meten
    -inmenging overheid strijdig met marktwerking

    Rapporteer Plaats commentaar