Noem een tweede en derde uitzondering op het beginsel van
niet-ontvankelijkheid.
Dit wordt aangenomen als de erfgenamen v.d. overleden partij op de
cassatiedagvaarding zijn verschenen en in de omstandigheden v.h.
geval bij een beroep op niet-ontvankelijkheid v.h. cassatieberoep
geen in rechte te respecteren belang hebben. Derde uitzondering op het beginsel van niet-ontvankelijkheid
is aangenomen in een zaak waarin de gedaagde in cassatie in de loop
v.d. appelprocedure was overleden. Het geding werd niet geschorst,
maar op naam v.d. overledene voortgezet. HR neemt aan dat de
cassatiedagvaarding per vergissing is uitgebracht aan overledene
i.p.v. aan de gezamenlijke erfgenamen. Die dagvaarding is
uitgebracht aan het kantoor v.d. procureur bij wie de overledene
laatstelijk woonplaats had gekozen, art. 53 aanhef en sub b Rv.
Daarmee is aan wettelijke vereisten voldaan omdat zowel deze
procureur als voor de gezamenlijke erfgenamen evident moet zijn
geweest dat sprake was v.e. vergissing. Deze vergissing leidt dus
niet tot niet-ontvankelijkheid v.d. eisers in cassatie.