■ Een erfelijke oorzaak (bijvoorbeeld blindheid) kan al bij de geboorte aanwezig zijn of zich tijdens het leven openbaren. De ziekte krijgt het kind via het erfelijk materiaal van de ouders; ■ Aangeboren oorzaken (congenitaal) zoals een hazenlip, een klompvoet of een hartafwijking. Deze afwijkingen hoeven niet erfelijk te zijn en kunnen worden veroorzaakt door schadelijke invloeden die tijdens de zwangerschap inwerken op de vrucht, zoals straling, infecties, alcoholgebruik, roken of medicijnen. Soms is de oorzaak niet te achterhalen; ■ Degeneratieve oorzaken zoals dementie of artrose. Dit zijn aandoeningen die door verslechtering van de kwaliteit van het weefsel ontstaan. Ze hangen samen met veroudering en aanleg. Ze kunnen worden versterkt door doorgemaakte ziek ten en letsels; ■ Hormonale oorzaken zoals een tekort of overmaat aan productie van schildklierhormoon; ■ Stofwisselingsoorzaken zoals aangeboren vetzucht.