Noem drie zaken waarvan de vorm van de pieken en dalen in een ecg afhankelijk zijn.

    • De hoeveelheid weefsel dat op een bepaald moment depolariseert of repolariseert: de ventrikelspier bevat veel meer weefsel dan de atriumspier. Daarom is de piek, die de depolarisatie van de ventrikels weergeeft (QRS-complex) veel groter dan de piek die de depolarisatie van het atrium weergeeft (P-top).
    • De geleidingssnelheid: het atrium geleidt de depolarisatie langzamer dan de ventrikel. Daarom is de P-top breder dan het QRS-complex.
    • De plaatsing van de elektroden op het lichaam: bij het opnemen van een ECG kunnen de elektroden op verschillende plaatsen op de borstwand worden geplakt. Bij iedere positie heeft een ecg een andere vorm. 

    Rapporteer Plaats commentaar