Noem drie taken van de huisarts bij de zorg voor de patienten met kanker

  • In 7% van alle consulten bij de huisarts speelt kanker een rol. In een gemiddelde huisarts-praktijk worden jaarlijks 12 nieuwe patiënten met kanker ontdekt en er is contact met 25 bekende patiënten met kanker. Jaarlijks overlijden 10 patiënten aan kanker.

    Bij de rol van de huisarts in de oncologie zijn twee aspecten te benadrukken: vroege opsporing en diagnostiek, en begeleiding van de patiënt en de familie.

    o   Vroege opsporing en diagnostiek

    §  Secundaire preventie: vroege onderkenning van symptomen die kunnen wijzen op kanker. Het ontdekken van een ziekte op het moment dat er nog geen of weinig uiterlijke ziekteverschijnselen zijn.

    §  Primaire preventie: het elimineren van factoren die invloed hebben op het ontstaan van kanker. Dit kan door de patiënten stelselmatig tot gedragsveranderingen aan te sporen wat betreft roken, alcoholgebruik en voedingsgewoonten.

    §  Bij vroege diagnostiek gaat het erom dat de huisarts bij de patiënt die met een klacht komt, de kans op kanker inschat en het verdere beleid daarop afstemt. Het is de kunst om bij deze patiënten een zo kort mogelijk docter’s delay te hebben (de tijd die verloopt tussen het moment waarop de patient zich voor het eerst met symptomen tot de huisarts wendt en het moment waarop de diagnose kanker wordt gesteld).

    §  Soms hebben patiënten aanvankelijk aspecifieke klachten zoals moeheid, rugpijn of hoesten. Dan is het belangrijk dat de huisarts bij het bepalen van het beleid de kennis over de omstandigheden en de voorgeschiedenis van de patient en de kennis van de epidemiologie laat meewegen. De huisarts zal bij een patient die weinig consulteert eerder een gevoel van ‘niet pluis’ hebben en verder onderzoek laten doen.

    o   Bedacht zijn op de alarmsymptomen

    o   Begeleiding van de patient en de familie

    Rapporteer Plaats commentaar