Noem drie problemen met Collins en Quillain model (hiërarchische presentatie) 

    • Model heeft gene verklaring voor “typicality effecten”. Voorbeeld men reageert sneller op een merel is een vogel dan op het zinnetje een kip is een vogel. Een merel is meer prototypisch voor een vogel.
    • Frequentie van associatie lijkt belangrijker dan afstand: kat is een zoogdier minder snel dan kat is een dier 
    • Model zegt niet over hoe nee-antwoorden tot stand komen. Hoe geef je een snel nee-antwoord? Heb je een stop criterium of blijf je doorzoeken? 

    Rapporteer Plaats commentaar