Noem drie eigentijdse benaderingen in de studie van ketters die Van den Hoven van Genderen noemt.

  • 1) De eerste stroming ziet de katharen als een goed georganiseerde groep andersdenkenden, die ofwel hun ideeën baseerden op de manicheeërs uit de oudheid, ofwel deze zelf ontwikkelden.
    2) De tweede stroming richt zich vooral op de manier waarop de kerk en de geestelijkheid een beeld van ketterijen schiepen. Bij deze benadering is er vooral veel aandacht voor de wijze waarop inquisiteurs de beeldvorming van de katharen hebben beïnvloed. Ketterijen zijn in de ogen van deze onderzoekers eerder het product van het denken en handelen van kerkelijke gezagsdragers, dan van dissidente gelovigen. Bij deze benadering staan de bronnen centraal, eerst om zo veel mogelijk kennis te verwerven over wat ketters geloofden; de laatste decennia met name om te laten zien hoe machthebbers voor deze teksten verantwoordelijk zijn en ze gebruiken. We kijken dus niet door de ogen van de katharen zelf, maar door de ogen van machthebbers en vervolgers naar ketters.
    3) Sommige onderzoekers hebben dit nog scherper geformuleerd: er bestonden geen duidelijk gedefinieerde groepen ketters, met eigen, vaste, van de christelijke leer afwijkende ideeën. Kerkelijke en wereldlijke machthebbers hebben in plaats daarvan lieden vervolgd die volgens hen een bedreiging vormden voor het concretiseren van hun eigen maatschappijvisie. Ketters werden dus gemaakt, ketterij 'uitgevonden', een ketters denkkader geconstrueerd. Een kathaarse kerk met eigen officiële leer en hiërarchie heeft in deze opvatting nooit bestaan, idem met andere ketterse stromingen. Het zou daarbij gaan om allerlei dissidente groepen die zich tegen de gevestigde kerk verzetten en slechts een andere vorm van christendom aanhingen, geen volstrekt ander geloof.

    Rapporteer Plaats commentaar