1. Wat is het probleem?
2. Wie zijn erbij betrokken/ wie zijn de actoren?
3. Welke normen en waarden spelen een rol bij het
probleem?
4. Welke belangen hebben de actoren?
5. Over welke machtsmiddelen beschikken de actoren?
6. Welke normen, waarden, belangen en/of machtsmiddelen heb
jij bij deze kwestie?