Noem de zes fasen van het strafproces

  • 1. Aanhouding: als je verdacht bent, en daar is een redelijk vermoeden van, mag je gearresteerd worden en meegenomen worden naar het politiebureau

    2. Opsporing: politie verzamelt gegevens over strafbare feit. Ze mag daarbij een aantal dwangmiddelen gebruiken zonder toestemming of met toestemming van OvJ of rechter-commissaris: 

    -zonder toestemming: Staande houden en vragen stellen, aanhouden om mee te gaan naar bureau, fouilleren, vasthouden, bewijsmateriaal in beslag nemen

    -met toesteming: Huiszoeking, opvragen persoonsgegevens, preventief fouilleren, infiltreren, in voorarrest houden

    3. Vervolging: Politie maakt proces verbaal op. OvJ bekijkt zaak en kiest voor seponeren (niets doen), transactie voorstellen, of vervolging (voor de rechter slepen)

    4. Berechting: Drie rechtbanken: hoge raad (in cassatie gaan), gerechtshof (hoger beroep), arrondissementsrechtbank (politierechter, meervoudige kamer, kantonrechter, kinderrechter)

    Verdachte krijgt dagvaarding met tenlastelegging, zitting is openbaar, rechter hoort verdachte, eventuele getuigen en onderzoekt bewijsmateriaal. Advocaat en OvJ mogen vragen stellen. Rechtszitting eindigt met requisitoir van OvJ en pleidooi van advocaat. Rechter doet uitspraak.

    5. Er is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof, waar de zaak wordt overgedaan. Als laatste nog de mogelijkheid om in cassatie te gaan bij de hoge raad (zaak niet over, kijkt alleen of juiste recht is toegepast). Uitspraak hoge raad is bindend.

    6. Uitvoering straf: Ministerie van veiligheid en justitie (uitvoerende macht) verantwoordelijk. Na 2/3e van de straf verantwoordelijk voor vrijheidsstelling. Reclassering helpt ze bij terugkeer in maatschappij, maar controlleert ook of ex-gevangenen zich gedragen. 

    Rapporteer Plaats commentaar