Noem de vier fasen in de verhouding tussen OM en Ministerie van V&J die Blad & den Doelder onderscheiden:

  • 1814-1926 Legaliteitsbeginsel dominant
    Codificatiegedachte: buiten de wettekst gold geen recht. Strikte wetshandhaving. Weinig ruimte voor de eigen interpretatie van de OvJ

    1926- 1970 Negatief opportuniteitsbeginsel
    OvJ mag afzien van (verdere) vervolging om redenen aan het algemeen belang ontleend. Dus de OvJ dient te vervolging, TENZIJ het algemeen belang zich hiertegen verzet = uitsluitingsclausule.

    1970-1985 Positief opportuniteitsbeginsel
    Vervolging werd gezien als een bevoegdheid, niet als een plicht en moest functioneel zijn. Het algemeen belang was niet langer een uitsluitingsclausule maar dé reden om te vervolgen.

    Sinds 1985 Primaat van de politiek
    Vervolgingsbeleid aangestuurd en ontwikkeld vanuit het Ministerie. Verschuiving van functioneel naar instrumenteel. Het strafrecht als ultimum remedium naar een politiek aangestuurd preventief veiligheidsbeleid. strafrecht als productieproces om centrale beleidsdoelstellingen te behalen.

    Rapporteer Plaats commentaar