Monopolie: Slechts één aanbieder van een bepaald product in de markt.
Natuurlijk monopolie: Een aanbieder heeft het gehele aanbod van een bepaald product in handen.
Overheidsmonopolie: Wettelijke regelingen of op door de overheid verleende concessies.
Feitelijk monopolie: Het is voor andere producenten onmogelijk om marktaandeel te verwerven.
Oligopolie: Er zijn slechts weinig aanbieders.
Homogeen oligopolie: Een beperkt aantal concurrerende aanbieders biedt een volkomen identiek product aan.
Heterogeen oligopolie: Een beperkt aantal concurrerende aanbieders biedt binnen een bepaalde productcategorie elk een variant aan.
Monopolistische concurrentie: Veel aanbieders; het goed is heterogeen. Iedere aanbieder heeft een eigen klantenkring gevormd, of tracht dien te vormen. Volledige mededingen: Er zijn veel aanbieders en het goed is homogeen. De toetreding vaan de markt is transparant.