Noem de twee verschillende vormen van decentralisatie.

  • 1. Territoriale decentralisatie;
    lagere overheden kunnen hun bevoegdheid uitsluitend uitoefenen binnen een bepaald grondgebied, zoals provincies en gemeenten. In de provincies wordt de wetgevende bevoegdheid uitgeoefend door de provinciale staten. Deze algemeen verbindende voorschriften worden provinciale verordeningen genoemd. Het bestuur van de provincie wordt uitgeoefend door het college van gedeputeerde staten onder leiding van de commissaris van de Koning.

    Voor wat betreft de gemeenten is de gemeenteraadbevoegd tot het maken van wetgeving
     ( gemeentelijke verordeningen). Het bestuur van de gemeente wordt gevormd door het college van burgemeester en wethouders. Daarnaast is ook de burgemeester zelf bestuursorgaan met eigen bevoegdheden, met name op het terrein van openbare orde, zie ook art. 125 lid 1 en 2 en art. 127 Grondwet. De centrale overheid houdt toezicht op alle besluiten van lagere overheden.

    2. Functionele decentralisatie;
    betekent dat aan publiekrechtelijke lichamen wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden zijn toegekend met het oog op het verwezenlijken van een specifieke doelstelling. Bijvoorbeeld productschappen (gebaseerd op de Wet op de bedrijfsorganisatie). Bijvoorbeeld het productschap voor Vlees en Vee dat bestuurlijke en regelgevende taken vervult binnen de vleessector. Ook de waterschappen worden beschouwd als voorbeelden van functionele decentralisatie ook al is hun werkterrein territoriaal begrensd. De taak is voornamelijk gericht op een specifiek doel, namelijk het beheer van de waterhuishouding.

    Rapporteer Plaats commentaar