Noem de taalfuncties die op school aangeleerd en geoefend worden. 4 x

    1. rapporteren: basale=eenvoudige taalfunctie Benoemen van voorwerpen of gebeurtenissen.
    2. beschrijven: uitgebreidere taalfunctie. Iets beschrijven in het hier en nu.
    3. redeneren: verbanden leggen, oorzaak en gevolg benoemen, conclusies trekken. complexe taalfunctie
    4. projecteren: kinderen gebruiken taal om zich in te leven in een ander persoon. Vb. Ik zou het ook eng vinden om een beer tegen te komen. Deze taalfunctie zit dicht bij fantaseren. complexe taalfunctie

    Rapporteer Plaats commentaar