Noem de mechanismen die de informatie in de drie geheugenstations bewerken en leg ze uit.

  • Selectie= de belangrijkste kenmerken van objecten en gebeurtenissen worden herkend en opgeslagen. Vb. het vermogen om in een grote hoeveelheid informatie hoofd- en bijzaken te onderscheiden.
    Strategieën= de specifieke wijze waarop een taak of probleem wordt aangepakt. Strategieën kunnen worden aangereikt door instructie, imitatie of ze worden zelf bedacht/ontdekt. Vb. hoe los ik een puzzel op.
    Generalisatie= het vermogen om een strategie op zoveel mogelijk verschillende problemen toe te passen. Hiervoor is kennis nodig, moeten overeenkomsten worden ontdekt en overbodige stappen worden vermeden. Bv. eerst kijken of de stekker in het stopcontact zit geldt voor meerdere apparaten.
    Automatisering= het efficiënter laten verlopen van mentale verwerkingsprocessen. Hierin zien we duidelijke verschillen tussen jonge en oudere kinderen. Vb. bridge kost een beginner meer energie dan de doorgewinterde kaartspeler.

    Rapporteer Plaats commentaar