1) Rechtsvinding (wet, verdrag en jurisprudentie); 2) Taalkundige betekenis (wat betekend een rechtsregel?); 3) Bedoeling van wetgever (wat wordt er bedoeld met een rechtsregel?); 4) Systeem van het recht; 5) Analogie (overeenkomsten tussen gevallen beslissend) en a-contrarioredenering (niet van toepassing van verschil in de wet en onderhavig geval) 6) Beginselen en fundamentele rechtswaarden; 7) Doel en strekking van de regeling; 8) Rechtsvergelijking.