Noem de gedragskenmerken die vaker bij kinderen met cerebrale visuele stoornissen te zien zijn:

    • wisselvalligheid in het kunnen gebruiken van het zien
    • niet of nauwelijks visueel nieuwsgierig
    • vertrouwdheid met omgeving of voorwerp kan een groot verschil maken voor het wel of niet kunnen zien
    • spontane kijkactiviteiten zijn meestal kort en komen minder vaak voor
    • bewegende voorwerpen lokken eerder kijkreacties uit dan stilstaande voorwerpen
    • ze zien er vaak niet als slechtziend uit en vaak lijkt het alsof ze mensen rechtstreeks aankijken
    • tegelijkertijd kijken en handelen (zoals bij het grijpen) is moeilijk

    Rapporteer Plaats commentaar