•Lichte hypothermie; kerntemperatuur 32 a 33-36 graden. Ademhaling en hartslag zijn snel en de patiënt heeft het koud, rilt en ziet bleek of blauw. •Matige hypothermie; kerntemperatuur 28-32 a 33 graden. De patiënt ademt langzaam, heeft een trage pols, reageert neurologische traag, rilt niet mer en heeft een gevlekte huid. •Ernstige hypothermie; de kerntemperatuur is lager dan 28 graden. De patiënt is respiratoir insufficiënt, heeft bradycardie of ventrikelfibrilleren, de EMV is onder 12 terwijl de huidvaatjes open staan.