Glycogeen (zit in dierlijke producten) = krijg je alleen binnen via vlees, wel weinig. Wordt vooral in je lichaam gemaakt als reserve. Zijn veel glucosemoleculen achter elkaar.
Zetmeel (zit in plantaardige materialen zoals tarwe) = Veel glucosemoleculen achter elkaar in rijst, graansoorten, aardappel, erwten, bonen.
Vezels (geven structuur aan planten. Niet alle vezels kunnen verteerd worden.) = Zit in al het plantaardig voedsel.