Noem de drie oorspronkelijke standen die na het jaar 1000 vastere vormen aan begon te nemen:

    1. De geestelijkheid: vervullen godsdienstige plichten/beheer en bestuur van de kerkelijke bezittingen.
    2. De adel: hield zich bezig met oorlog voeren, haar bezittingen beheren en het in stand houden van de familie door goede huwelijken te sluiten.
    3. De werkende stand: werkte om zichzelf en de twee hogere standen te onderhouden. (belangrijk: vrijen en horigen (soort slavernij)).

    Rapporteer Plaats commentaar