Noem de belangrijkste personen en ontwikkelingen in de geschiedenis wat betreft het begrip intelligentie.

    • Galton (1869): algemene intelligentie in schalen. Continuüm van laag naar hoog.
    • Binet (1905): intelligentietest voor bepalen wie naar speciaal onderwijs kan. Later: mentale leeftijd, met gemiddelde van 'normale' kinderen. Niet gebaseerd op een intelligentietheorie.
    • Intelligentie is geen entiteit maar een som van vele vermogens en vaardigheden.
    • Stern/Terman: Mentale leeftijd gedeeld door chronologische leeftijd.
    • Spearman (1923): tweefactorentheorie: g-factor (algemeen) en specifieke factor.
    • Intelligentie is wat de test test.
    • Thorndike (1927): intelligentie is som van alle aangeboren en verworven associaties of connecties in de hersenen.
    • Thurston (1947): factoranalyse: geen g-factor maar groepsfactoren (word fluency, verbaal begrip, verwerkingssnelheid etc.).
    • Guilford: The structure of intellect: 120 intelligentiefactoren. Convergent denken (denken dat een bepaald van tevoren vaststaande respons vergt, bv. antwoord mc-toets) en divergent denken (laat veel vrijheid aan eigen creativiteit, keuze uit vele mogelijkheden, bv. open vragen). Laatste is lastig voor kinderen uit speciaal onderwijs.
    • Vernon: hiërarchische structuur (g-factor, gesplitst in twee factoren en die zijn weer verder onderverdeeld). Type vraagstelling bepaalt het niveau van intelligentieconcept, wat het geschiktst is.
    • Sternberg en Detterman: nadruk op rol van cultuur en fysiologische processen (informatieverwerkingstheorie, bv. executieve functies).
    • Cattell: Fluid (gc) en crystallized (gf) intelligence, laatste is aangeleerd, feitelijke kennis. gf meet je met non-verbale tests.
    • Carroll: 3 hierarchie lagen. Top: stratum III: g-factor; stratum II: 8 factoren gf-gc theorie; stratum I: diverse vaardigheden.
    • Piaget: het cognitieve is niet een additief proces, maar opeenvolging van kwalitatief verschillende stadia. Eerder gevestigde structuren reorganiseren door accomodatie en assimilatie tot een nieuw equilibrium. Zo ontstaat intelligentie.

    Rapporteer Plaats commentaar