Noem de belangrijkste bijzonderheden uit epidemiologisch onderzoek bij obsessieve-compulsieve stoornissen.

  • De stoornis komt betrekkelijk zelden voor (amerikaanse bevolking jaarprevalentie van 1% en lifetimeprevalentie van 1,6%)(nederlandse volwassenen jaar prevalentie van 0,5 % en lifetimeprevalentie van 0,9 %)Gemiddeld ongeveer evenveel mannen als vrouwen, waarbij de dwangstoornis bij mannen zich op jongere leeftijd manifesteert.
    Dwangachtige verschijnselen komen in de kindertijd veel voor, maar wordt in de kindertijd niet vaak gediagnosticeerd.
    Meestal ontstaan dwangproblemen 'pas' aan het einde van de adolescentie en begin van de volwassenheid.
    Dwangproblemen ontwikkelen zich veelal geleidelijk en duurt dan ook enige tijd voordat er sprake is van een echte obsessief-compulsieve stoornis.
    Geen behandeling van obsessief-compulsieve stoornis zal voor chronisch verloop zorgen, waarin klachten afwisselend verergeren in periodes en momenten waarop de symptomen minder duidelijk aanwezig zijn.
    Er kan een relatie met stress bestaan
    Meest voorkomende dwanghandelingen: controledwang(vaker bij mannen) en smetvrees/wasdwang(vaker bij vrouwen)


    Rapporteer Plaats commentaar