Noem de algemene criteria voor een persoonlijkheidsstoornis:

1. Er is een patroon van beleving en gedrag dat opvallend afwijkt van wat de cultuur van de betrokkene van iemand verwacht (cognitie, affectiviteit, interpersoonlijk functioneren en impulsbeheersing.
2. Het patroon is star en is terug te vinden op persoonlijke en sociale situaties.
3. Er ontstaat leed of belemmert het goede functioneren op sociaal, beroepsmatig of ander gebied.
4. Het patroon bestaat al lang (al vanaf de adolescentie of jonge volwassenheid).
5. Het komt niet door andere geestesstoornis.
6. Het kan niet toegeschreven worden aan fysiologische effecten zoals drugs of een algemene medische conditie.